Wat is een mol?
Een mol is een zoogdier dat ondergronds leeft. Ze bezitten een lichaamslengte tussen de 11 en 16cm en wegen tussen de 30 en 130gr. Het bezit een zwarte vacht met een speciale plaatsing van de haren (deze kunnen kantelen in de huidaanhechting), waardoor het diertje zowel heel gemakkelijk vooruit als achteruit kan kruipen door zijn gegraven gangen.
De mol graaft zijn gangen met zijn vijfvingerige handen waaraan scherpe nagels zitten. Een door een mol gegraven gang noemt men een mollenrit. Deze gangen zijn een 5 tal cm breed en kunnen 200m lang zijn. Ze hebben kleine, slechte ogen maar zijn niet blind zoals de volksmond placht te verkopen. Hun levensbelangrijkste zintuig is de roze snuit en de zeer gevoelige snorharen die tastzenuwen bevatten. De mol heeft ook nog een klein staartje dat altijd omhoog gericht is.
Het diertje is een solo lever en is enkel met twee terug te vinden tijdens de paartijd. Mollen hebben contact met elkaar door geuren en geluiden. In de paartijd zijn het de mannetjes die in de maanden februari tot april op zoek gaan naar de vrouwtjes. De draagtijd is 28 dagen en het vrouwtje werpt normaal gezien tussen de 2 en de 7 blinde, naakte jongen. Na twee weken is een vacht gevormd, na 22 dagen gaan de jongen hun ogen open en op de 33ste dag verlaat het jong voor het eerst het nest.
Op twee maanden tijd zijn de jongen volwassen en verlaten ze het nest om hun eigen weg te vinden (graven)in uw tuin. Na 11 maanden op de wereld kunnen deze jongen voor voortplanting zorgen en begint de cirkel opnieuw. Het zal maar in uw tuin zijn.
Het belangrijkste voedsel voor de mol zijn regenwormen. Verder eet de mol alles wat het in zijn gangen tegen komt. Engerlingen, maden, naaktslakken, duizendpoten, enz.
Het woon en leefgebied betreft niet al te zure gronden waar veel regenwormen in vertoeven. Loofwouden en grasgronden genieten de voorkeur. Men treft ze aan door heel Europa. Hij is trouwens een zeer goed zwemmer en is zowel overdag als in de nacht actief.
De gazonliefhebber en de boer zijn de grootste vijanden door de enorme schade die hij toebrengt aan de gewassen en de mooie grasperken.